Inleiding

Adam Smith heeft de moderne markteconomie geanalyseerd in The Wealth of Nations uit 1776 en is daarmee de grondlegger van de economische wetenschap. In moderne samenlevingen zijn mensen afhankelijk van grote aantallen andere mensen. Door de hoge arbeidsproductiviteit die mogelijk is door een ver doorgevoerde arbeidsdeling, beschikken zij over veel verschillende producten. Bij de productie daarvan zijn heel veel andere mensen betrokken. De producten vinden hun weg van producenten naar gebruikers via markten. Het prijsmechanisme zorgt ervoor dat alle activiteiten op markten op elkaar worden afgestemd, als door een onzichtbare hand. Daardoor neemt de welvaart toe en dat is tevens in het algemeen belang.

De menselijke relaties op markten zijn abstract: in marktsamenlevingen hebben zij geen weet meer van elkaars wensen en verlangens en zij kunnen slechts met enkelen uit die grote massa bevriend zijn (Adam Smith, 1776, p. 118,119). De conclusie van veel economen uit deze redenering is vaak dat mensen het beste maar hun eigenbelang kunnen nastreven en geen rekening moeten houden met de belangen van anderen. Als illustratie van dit standpunt dient meestal het zeer bekende citaat (Adam Smith, 1776, p. 119, B.I.Ch2): “Het is niet vanwege de welwillendheid van de slager, de brouwer of de bakker dat wij ons eten verwachten, maar vanwege hun eigenbelang.” Hieruit leidt men soms zelfs af dat Adam Smith een egoïstische moraal voorstaat (Crane, 2010, p. 100).

Even verderop zegt Smith over onze interactie met andere marktpartijen: “Wij richten ons niet tot hun menselijkheid maar tot hun eigenliefde en spreken nooit met hen over onze eigen behoeften maar over hun voordelen.” De relaties op markten kenmerken zich in werkelijkheid vaak door inlevingsvermogen tussen kopers en verkopers in elkaars standpunten en behoeften (Fleischacker, 2004, p. 90 – 95). Door dit inlevingsvermogen kunnen kopers en verkopers in een onderhandelingsproces gezamenlijk komen tot een optimaal resultaat voor beiden. Inbeelding van de situatie van anderen is nodig voor het soepele verloop van transacties en zij wordt gevoed met activiteiten die relaties in stand houden en versterken. Zulke relaties noemen we netwerken en economische transacties vinden vaak plaats in netwerken van economische actoren (Smith Doerr, 2005). Deze relaties zijn dus minder abstract en egoïstisch dan men vaak uit bovengenoemd citaat afleidt.

Adam Smith heeft veel aandacht geschonken aan de gevoelens waardoor sociale netwerken tot stand komen en kunnen blijven bestaan. Daarmee is hij te beschouwen als een netwerkeconoom avant la lettre. In dit artikel zal ik uiteenzetten welke gevoelens volgens Adam Smith in netwerken een rol spelen en hoe zijn ideeën daarover door modern onderzoek in vakgebieden zoals de neurologie en psychologie wordt bevestigd. Daarvoor zal ik putten uit The Theory of Moral Sentiments (TMS), het boek dat hij in 1759 publiceerde. Hij heeft de TMS tot en met de zesde druk vlak voor zijn dood in 1790 geredigeerd zodat we mogen aannemen dat hij achter de denkbeelden in dit boek is blijven staan, ook tijdens het werken aan en na de publicatie van de Wealth of Nations (Bragues, 2009). De citaten uit de TMS zijn genomen uit de eerste Nederlandse vertaling, die ik in 2018 gepubliceerd heb.

Empathie

De belangrijkste aangeboren eigenschap van mensen die volgens Smith netwerkvorming mogelijk maakt, is sympathy – wat in het moderne taalgebruik als empathie wordt aangemerkt: de mogelijkheid van mensen zich de situatie van anderen voor te stellen (De Waal, 2013, p. 16, 17, 43, 142 e.v.). Daarnaast onderscheidt hij in de TMS drie motieven voor het menselijk handelen ofwel deugden: prudentie, weldadigheid en rechtvaardigheid. Mensen beoordelen elkaars motieven en vormen zo een spiegel voor elkaars gedrag. Zij internaliseren deze oordelen ook en kunnen zo hun eigen motieven met een zekere distantie tegemoet treden. Deze motieven, sociale processen en zelfreflectie zijn essentieel voor het vormen van netwerken.

Sympathy wordt volgens Adam Smith sterk ontwikkeld doordat mensen ernaar verlangen geprezen te worden en prijzenswaardig te zijn. Zij vragen zich voortdurend af wat anderen van hen vinden en of anderen hun gedrag en karakter goedkeuren. Het is alsof zij daardoor in een spiegel kijken waarin zij zichzelf zien. De levenslange ontwikkeling en verbetering van dit vermogen is volgens Smith de basis voor de samenwerking en het opbouwen van economische netwerken.

De psychologische mogelijkheid van mensen zich de situatie van anderen te kunnen inbeelden wordt volgens modern neurologisch onderzoek in de hersenen ondersteund door het spiegelneuronensysteem. Neuronen in dit systeem vuren als iemand zelf een activiteit uitoefent, maar ook als hij of zij waarneemt dat iemand anders hetzelfde doet. De handelingen van anderen komen in verzwakte mate binnen in de psyche, want ze worden gefilterd door verstandelijke, fysieke, historische en culturele factoren (Kiesling). Adam Smith geeft in de TMS als voorbeeld dat iemand zelf enigszins ineenkrimpt als hij of zij ziet dat een ander wordt geslagen (Smith, 2018, p. 22).

Dit neuronensysteem werkt onbewust en gevoelsmatig maar biedt ook de basis voor een bewuste, meer rationele afweging van gedrag en karakter. Mensen zijn in staat tot cognitieve distantie: zij reguleren hun emotie en zijn in staat tot zelfreflectie. Empathie bevat een evaluerende component en een oordeel over de situatie waarin degene die handelt zich bevindt (Kiesling). Mensen zijn in staat emotionele binding met anderen aan te gaan, anderen te begrijpen en zich de emoties en situaties van anderen in te beelden, zonder één te worden met die anderen. Zij kunnen, stelt Smith, het standpunt innemen van de onpartijdige toeschouwer. Dat stelt hen in staat een oordeel te vormen over anderen en zij kunnen ook hun eigen gedrag en karakter aan een min of meer onpartijdig oordeel onderwerpen. Daardoor kunnen zij de belangen van anderen respecteren. Er is zowel overeenkomst als distantie tussen individuen.

De neurowetenschap bevestigt dat empathie de basis is voor de morele fundering van de samenleving. Empathie overbrugt passie en rede en vormt zo de basis voor oordelen over anderen en zichzelf (Kiesling).

Prudentie binnen de grenzen van rechtvaardigheid

De drie belangrijkste deugden zijn in de woorden van Adam Smith de volgende: “Iemand die volgens de regels van volmaakte prudentie, van strikte rechtvaardigheid en van gepaste welwillendheid handelt, kan volmaakt deugdzaam worden genoemd” (Smith, p. 249). Prudentie is gericht op het eigenbelang, rechtvaardigheid en welwillendheid zijn op anderen gericht. Zoals Smith schrijft: “De deugd van prudentie beveelt ons de zorg voor ons eigen geluk aan. De deugden van rechtvaardigheid en van weldadigheid bevelen ons de zorg voor het geluk van andere mensen aan” (p. 272).

Dat Smith het streven naar eigenbelang als deugd aangemerkt, betekent dat het goed is naar eigenbelang te streven als het op een manier gebeurt die de onpartijdige toeschouwer goedkeurt. Hij zegt hierover: “De zorg voor de gezondheid, voor de welstand, voor de positie en de reputatie van het individu zijn de voorwerpen waarvan men vindt dat het gemak en geluk in het leven voornamelijk afhangen. Dit zijn de geëigende zaken van die deugd die men gewoonlijk Prudentie noemt” (p. 221).

Het streven naar eigenbelang is dan ook niet volledig egoïstisch, maar bevat een aantal elementen die op anderen zijn gericht. Mensen streven hun eigenbelang na in een sociale omgeving. Zij zijn in vrijwel elk aspect van het leven van elkaar afhankelijk. Samenwerking is een levensvoorwaarde in een complexe samenleving. Om de deugd van de prudentie goed te kunnen beoefenen, zal een individu dus verschillende psychische vermogens moeten ontwikkelen in interactie met de mensen in zijn/haar netwerken (gezin, beroep, familie en alle andere groepen waarvan iemand deel uitmaakt). Deze vermogens zijn:

  • het perspectief van anderen kunnen innemen
  • zelfbeheersing en geduld
  • verlies- en risicoaversie
  • spaarzaamheid verbonden met lange termijndenken (Vigano)

Dat deze aspecten van prudentie tot de menselijke mogelijkheden behoren, wordt bevestigd door neurologisch onderzoek (Kiesling, Vigano).

Onpartijdige toeschouwers zouden nooit toelaten dat anderen het slachtoffer zijn van iemands eigenbelang. Distantie heeft dus een objectiverende werking. Dat leidt tot gevoelens van rechtvaardigheid. Deze gevoelens geven weer aanleiding tot het internaliseren van billijkheidsregels (Paganelli). Prudentie is daarom een begrensde zorg van het individu voor zichzelf. Er is een krachtig element van rechtvaardigheid in opgenomen: het streven naar eigenbelang mag nooit ten koste gaan van anderen (Bragues).

Weldadigheid – dankbaarheid – beloning

Bij de bespreking van prudentie hebben we gezien dat mensen in staat zijn netwerken te vormen door middel van sympathie en onpartijdigheid, dat beide zelfs tot het hart van het streven naar eigenbelang behoren. Over de gevoelens die menselijke relaties in netwerken kenmerken, heeft Adam Smith in de TMS veel geschreven. In de TMS vindt men twee begrippentritsen op verschillende plaatsen terug: ‘weldadigheid – dankbaarheid – beloning’ en ‘tekortkoming – vergeldingsdrang – bestraffing’. We zullen in dit artikel vooral de eerste trits aan een onderzoek onderwerpen omdat het daarbij over positieve emoties gaat die netwerken tot stand brengen en in stand houden.

Weldadigheid is volgens Adam Smith iets geven aan anderen zonder daarvan een bepaalde wederdienst te verwachten. Weldadigheid komt overeen met deugden als welwillendheid, vrijgevigheid en generositeit en zij roept dankbaarheid op in de ontvanger van de weldadigheid. Zij is een deugd die geheel op anderen is gericht en daarin afwijkt van de prudentie en zij is minder strikt dan rechtvaardigheid: er bestaan geen straffen op het nalaten van weldadigheid, er zijn geen regels voor geformuleerd en de ontvanger heeft geen juridische verplichtingen tot een beloning of wederdienst. We zullen zien dat de deugd van weldadigheid in samenhang met dankbaarheid en beloning een belangrijke rol speelt in Smith’s visie op de vorming van en het functioneren van netwerken. Het woord dankbaarheid komt 136 keer voor in de TMS en is daarmee een van de meest voorkomende begrippen.

Dankbaarheid is in onze cultuur een lastig begrip dat nauwelijks in economische zin wordt gebezigd, hoewel er de laatste decennia van psychologische zijde weer meer belangstelling voor is (Jans-Beken, 2018). Het is verbonden met het woord ‘gunnen’, dat in economische relaties wel bekend is. Erkentelijkheid is een woord dat in de omgangstaal een vergelijkbare betekenis heeft. Ook wederkerigheid in niet-contractuele relaties is een gevoel dat veel mensen zullen begrijpen. In teams waarin mensen van elkaar taken of diensten overnemen, koffie voor elkaar halen, aandacht hebben voor persoonlijke omstandigheden van teamgenoten en dergelijke, zien we de samenhang tussen ‘weldadigheid – dankbaarheid – beloning’ in de praktijk.

Dankbaarheid is een (soms overweldigend) gevoel iets terug te willen doen voor bewezen weldaden (Jans-Beken, 2018, p. 10). Positieve emoties zoals dankbaarheid lijken een effect te kunnen hebben op de manier waarop mensen de wereld ervaren. Zij verbreden hun aandacht, zodat ze meer mogelijkheden zien om relaties te ontwikkelen. Dankbaarheid roept gepast sociaal gedrag op (Jans-Beken, 2018, p. 154). Zij versterkt het genereuze gedrag van degenen die de weldaden hebben verricht (Jans-Beken, 2018, p. 12, 27). Dit zijn aspecten die netwerkvorming bevorderen.

Dankbaarheid heeft een pendant in de hersenen. Zij verhoogt bepaalde hersenactiviteiten, onder andere in de delen die te maken hebben met sociale hechting (Jans-Beken, 2018, p. 32- 33). Adam Smith benadrukt eveneens deze emotionele band tussen mensen.

Stel dat iemand niet uit een frivole gril, maar uit gepaste motieven een vrijgevige handeling heeft verricht. Hij kijkt naar degenen die hij een dienst heeft bewezen. Hij voelt zichzelf het natuurlijke voorwerp van hun liefde en dankbaarheid. [] Hij kijkt zijn medeschepselen aan met vertrouwen en welwillende tevredenheid. Hij is er zeker van dat hij zichzelf waardig heeft gemaakt voor hun meest gunstige hoogachting.” (p. 102)

Een vrijgevige handeling, weldadigheid, leidt tot liefde en dankbaarheid bij degenen die er het voorwerp van zijn. Adam Smith drukt zich in bovenstaand citaat zeer sterk uit: weldadigheid roept gevoelens van liefde, dankbaarheid, vertrouwen, tevredenheid, waardigheid en hoogachting op. De weldoener voelt zich het natuurlijke voorwerp van zulke gevoelens.

‘Upstream reciprocity’

Mensen zijn geneigd een positieve geluksbeleving te delen met anderen (Jans-Beken, 2018, p. 154). In het psychologische onderzoek naar dankbaarheid komt naar voren dat het prosociale gedrag dat zij oproept een zogenoemde upstream reciprocity tot gevolg heeft. De dankbaarheid richt zich ook op andere mensen dan de oorspronkelijke weldoener, zodat iemand op een later tijdstip geneigd is ook met hen relaties aan te gaan (Jans-Beken, 2018, p. 12, 39, 40, 123). Dankbaarheid is een goede voorspeller van toekomstige relaties, niet alleen met degene die de weldaad verricht maar ook met anderen (Jans-Beken, 2018, p. 39).

Ook volgens Adam Smith blijft de emotionele band niet beperkt tot de weldoener en ontvanger van weldaden. Het is opmerkelijk dat Adam Smith ook de toeschouwers in deze emoties betrekt en dankbaarheid vanuit hun standpunt analyseert: weldoen schept volgens hem een gemeenschap doordat ook de toeschouwers met hun eigen gevoelens in het proces van weldoen en dankbaarheid van anderen worden betrokken. Zij zien de weldadigheid en door hun sympathische vermogens delen zij in dezelfde gevoelens en zullen zij hetzelfde gedrag nastreven. Hij beschrijft dus eveneens het fenomeen van upstream reciprocity:

Wij zien bijvoorbeeld dat iemand door een ander wordt geholpen, beschermd of ondersteund. We voelen dan echt met zijn dankbaarheid mee voor degene die iets voor hem deed. Dat versterkt nog onze sympathie voor de vreugde van degene die de weldaad ontving. Als wij kijken naar zijn weldoener die de oorzaak is van zijn blijdschap, op de manier waarop hij zelf naar zijn weldoener kijkt, staat zijn weldoener voor ons in het meest aangrijpende en beminnelijke licht. Wij sympathiseren daarom gemakkelijk met de dankbare gevoelens die hij heeft voor iemand waaraan hij zoveel verplicht is. Als gevolg daarvan stemmen we in met wat hij terug wil geven voor de goede diensten die hem zijn toegekend. Als we ons helemaal kunnen inleven in het gevoel waaruit de wederdienst voortvloeit, is zij noodzakelijkerwijze gepast en geëigend voor hun voorwerp (p. 84).

Zwermtheorie

Spontane overeenstemming en distantie zijn essentiële aspecten van de zwermtheorie zoals ontwikkeld in de sociale complexiteitswetenschap (Jonker, 2015, p. 237). In een zwerm – zoals vogels, vissen, groepen leerlingen of weggebruikers – nemen individuen eenzelfde richting aan, maar blijven toch een bepaalde afstand tot elkaar houden. Zwermen vormen zogenoemde complexe adaptieve systemen (CAS). In de zwermtheorie wordt de dynamiek van versnippering en samenhang in groepen mensen gezien vanuit deze optiek. De individuen in de groep interacteren, dus de gedragingen van anderen bepalen naast omgevingsfactoren en eigen drijfveren, het gedrag van elk individu en omgekeerd. De informele ordening en samenhang in netwerken komen tot stand door zelforganisatie, dus zonder regie of centrale sturing.

De inhoud van het volgende citaat uit de TMS komt vrijwel overeen met de kern van de zwermtheorie:

Op deze manier werd de mens die alleen in een samenleving kan bestaan, door de natuur aangepast aan de situatie waarvoor hij werd gemaakt. Alle leden van de menselijke samenleving hebben behoefte aan elkaars ondersteuning. Ze zijn op dezelfde wijze blootgesteld aan wederzijds onrecht. Waar de noodzakelijke ondersteuning wederzijds wordt voortgebracht door liefde, door dankbaarheid, door vriendschap en hoogachting, bloeit de samenleving en is gelukkig. Alle verschillende leden ervan zijn samengebonden door aangename banden van liefde en affectie. Ze worden als het ware naar een gemeenschappelijk centrum getrokken van wederzijdse goede betrekkingen. (p. 103)

De zelforganisatie heeft dus volgens Adam Smith een natuurlijke oorsprong. In dit citaat is zij van toepassing op kleine groepen mensen, maar het vormt ook de basis voor de abstractere relaties op markten. In de Wealth of Nations komt de zelforganisatie tot uitdrukking in de metafoor van de onzichtbare hand die op markten werkzaam is.

Samenvatting en conclusies

In de TMS behandelt Adam Smith de gevoelens van mensen in netwerken op een manier die wordt bevestigd door modern psychologisch en neurologisch onderzoek. Prudentie, weldadigheid en rechtvaardigheid zijn alle drie belangrijke motieven voor menselijk handelen. Ze zijn deels op het eigen belang en deels op de belangen van anderen gericht. Het verrichten van weldaden, gevoelens van dankbaarheid en de drang tot beloning, vormen wezenlijke aspecten van de menselijke natuur. Al deze aspecten van de ideeën van Adam Smith maken netwerkvorming mogelijk.

Het is een verrijking voor de economische wetenschap als zij niet alleen egoïsme maar ook de motieven die op anderen zijn gericht, serieus neemt en onderzoekt in de veelvormige en steeds veranderende netwerkstructuren van de economische werkelijkheid. Dan pas kan zij Adam Smith als haar ware grondlegger beschouwen.

Voor beleidmakers die meestal tot taak hebben instituties in te richten, is het van belang dat zij bij het opzetten van formele netwerken rekening houden met andere dan egoïstische motieven. Alleen dan kunnen de doelstellingen worden behaald. Bovendien moeten zij er rekening mee houden dat netwerken vaak een spontaan karakter hebben, die grote invloed op de doelstellingen van instituties uitoefenen maar die vooraf nauwelijks te voorspellen en ook niet goed beheersbaar zijn.


Literatuur

  • Bowles Samuel, Microeconomics, Behavior, Institutions and Evolution, Princeton, 2004.
  • Bragues, George, Adam Smith’s Vision of the Ethical Manager, Journal of Business Ethics (2009) 90:447–460 Springer 2010 DOI 10.1007/s10551-010-0600-4.
  • Crane en Matten, Business Ethics, Oxford University Press, 2010.
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Complex_adaptief_systeem.
  • Fleischacker, Samuel, Adam Smith’s Wealth of Nations, A Philosophical Companion, Princeton University Press, 2004.
  • Jans-Beken, Lilian, Appreciating Gratitude. New Perspectives on the Gratitude-Mental Health Connection, Heerlen, The Netherlands: Open University, 2018.
  • Jonker, Jan (red), Nieuwe businessmodellen, Samen werken aan waardecreatie, Amsterdam, 2015.
  • Kiesling, L. Lynne, Mirror neuron research and Adam Smith’s concept of sympathy: Three points of correspondence, Rev Austrian Econ (2012) 25:299–313 DOI 10.1007/s11138-012-0175-7.
  • Smith, Adam (1759 – 1790) Theorie van de Morele Gevoelens, vertaald en ingeleid door Ad Marijs, A&W Uitgeverij (www.awuitgevers.nl), 2018.
  • Smith, Adam, The Wealth of Nations, 1776 ed. Andrew Skinner, Pelican Classics, 1977, p. 118.
  • Smith-Doerr, L, Walter W. Powell, Networks and economic life in: Smelser N J en R Swedberg, The handbook of Economic Sociology, Princeton, 2005, 2, p. 379 – 382.
  • Viganò, Eleonora, Adam Smith’s Theory of Prudence Updated with Neuroscientific and Behavioral Evidence, Neuroethics (2017) 10:215–233 DOI 10.1007/s12152-017-9332-9.
  • Waal de, Frans, De Bonobo en de tien geboden, Atlas Contact, 2013.

Post/artikel mogelijk gemaakt door